Verstekvonnissen zijn soms verrassend permalink


18 oktober 2012 | buitengerechtelijke kosten, overeenkomstenrecht, art. 6:96 bw

Verstekvonnissen krijgen zelden aandacht, de vorderingen worden immers vrijwel altijd toegewezen, als zij tenminste niet onrechtmatig of ongegrond zijn. Toch komen (kleine) verrassingen zeker voor, zoals in onderhavige zaak.

Beide partijen zijn ondernemingen en bij overeenkomst bedingen zij onder andere specifieke tarieven voor aanmaningen en gemachtigden- en nasalaris, in geval van wanbetaling door de gedaagde. Nadat gedaagde een factuur onbetaald laat en verzuim is ingetreden in juli, verstuurt eiser een aantal herinneringen en als dat geen betaling tot gevolg heeft 3 aanmaningen. Omdat betaling nog steeds uitblijft vindt dagvaarding plaats en eiser vordert, naast de hoofdsom en de handelsrente daarover, 3x € 20 voor de aanmaningen, de overeengekomen minimale nakosten van € 25 en € 11 voor een uittreksel uit het Handelsregister dat diende ter verificatie van het kantooradres van gedaagde ('ter controle van gedingstukken').

In zijn vonnis van 16 oktober matigt de kantonrechter de bedongen buitengerechtelijke kosten van € 60 naar € 37. Men zou verwachten, dat met de introductie van het besluit bij art. 6:96 lid 4 BW de daarin genoemde tarieven als redelijker worden ervaren, dan die uit het uit 2000 daterende Rapport Voorwerk II. Vreemd genoeg had de afwezigheid van een kostenbeding hier zelfs geleid tot toewijzing van € 3 meer, de rechter mag immers de kosten uit het besluit niet matigen. Niet geheel onverwacht worden de gevorderde nakosten eveneens gematigd, de motivering daarvoor ontbreekt echter: "de meegevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna bij de beslissing nader omschreven."

Opvallend is dat de conform het advies van de Commissie procesrecht LOK gevorderde vergoeding voor het Handelsregister uittreksel kennelijk helemaal wordt afgewezen als "door het gestelde niet gerechtvaardigd". Mag hieruit de conclusie worden getrokken dat adresverificatie inmiddels niet langer noodzakelijk is in Groningen? Rest nog op te merken, dat de kantonrechter heeft nagelaten over de tot dagvaarding gevorderde handelsrente en het verzoek om EET-waarmerking te oordelen.

Zaak: Rechtbank Groningen 16-10-2012, 558598 CV EXPL 12-4615