Rechtbank Gelderland, 23 januari 2014, AWB 13/4446, ECLI:NL:RBGEL:2014:397

Hoger beroep: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 september 2014, 14/00183, ECLI:NL:GHARL:2014:7474
Burgerlijke rechter: Rechtbank Gelderland, 22 juli 2015, 3727571 \CV EXPL 14-22962\398

uitspraak


RECHTBANK GELDERLAND

Team belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

registratienummer: AWB 13/4446

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 23 JAN. 2014

inzake

[naam], wonende te [plaats], eiseres, tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Renkum, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft op 31 januari 2012 bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2011, vastgesteld voor het kalenderjaar 2012 op €682.000. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 december 2012 de waarde van de woning gehandhaafd.

Bij brief van 6 mei 2013 heeft eiseres verzocht om herziening van de WOZ-beschikking over hetjaar 2012 op grond van artikel 44 van de Wet WOZ en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ, omdat de WOZ-waarde kennelijk meer dan 20% te hoog is vastgesteld.

Bij brief van 10 mei 2013 heeft eiseres voorts verweerder in gebreke gesteld ten aanzien van het vaststellen van een beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ met betrekking tot de woning voor het belastingjaar 2013, per waardepeildatum 1 januari 2012. Eiseres heeft verweerder bij brieven van 10 juni 2013 en 8 juli 2013 nogmaals in gebreke gesteld.

Bij brief van 8 juli 2013 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld ten aanzien van het vaststellen van een herziene beschikking over hetjaar 2012.

Bij brief van 10 juli 2013 heeft verweerder bevestigd dat eiseres nog geen WOZ-beschikking over hetjaar 2013 heeft ontvangen en hij niet kan aangeven binnen welke termijn de beschikking zal worden vastgesteld.

Vervolgens heeft eiseres vanwege het uitblijven van een beschikking over zowel het jaar 2012 als het jaar 2013 op elektronische wijze op 29 juli 2013 beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 30 september 2013 bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld voor het kalenderjaar 2013 op € 669.000. In het desbetreffende geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting bekend gemaakt.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Eiseres is op 24 oktober 2013 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op 26 november 2013 om 11.05 uur. Bij brief van 28 oktober 2013 heeft eiseres verzocht om uitstel van die mondelinge behandeling. Bij brief van 6 november 2013 heeft de rechtbank het verzoek om uitstel afgewezen vanwege de afwezigheid van uitzonderlijke omstandigheden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2013 te Arnhem. Namens verweerder is verschenen mr. A. de Graaf. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu eiseres nog na verzending van de uitnodiging voor de mondelinge behandeling een verzoek om uitstel van de zitting heeft verzocht, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op hetjuiste adres is aangeboden.

Eiseres heeft na de sluiting van het onderzoek ter zitting nadere stukken ingediend. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2. Feiten

Eiseres is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een vrijstaande woning met garage en kelder. De inhoud van de woning is ongeveer 550m3 en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 1.444 m2.

3. Geschil

In geschil zijn de volgende vragen:
- heeft verweerder terecht geen herziene WOZ-beschikking over het jaar 2012 vastgesteld;
- verbeurt verweerder een dwangsom in verband met het niet tijdig beslissen op het verzoek van eiseres om een (herziene) WOZ-beschikking over de jaren 2012 en 2013;
-heeft verweerder de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2013 tot een juist bedrag vastgesteld.

4. Beoordeling van het geschil

Ten aanzien van 2012

4.1 ln artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ is het volgende bepaald:
Indien een op de voet van hoofdstuk IV van de wet vastgestelde waarde onherroepelijk is komen vast te staan doch binnen vijf jaren na het nemen van de beschikking terzake blijkt dat deze waarde tot een te hoog bedrag is vastgesteld, vermindert de in artikel 1, tweede lid, van de wet bedoelde gemeenteambtenaar, ingeval de waarde had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat ten minste 20 percent, met een minimum van € 5000, lager is dan de te hoog vastgestelde waarde, zo spoedig mogelijk bij beschikking de te hoog vastgestelde waarde, zo spoedig mogelijk bij beschikking de te hoog vastgestelde waarde.

4.2 Ingevolge artike1 6:2, aanhef en letter b, van de Awb wordt voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Gelet op de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming daarvan ziet deze bepaling niet alleen op beschikkingen op aanvraag, maar ook op ambtshalve door het bestuursorgaan te nemen besluiten.

4.3 Met betrekking tot de rechtsgang bij besluiten die zijn genomen ingevolge de belastingwet brengen artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: A WR) en de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb met zich dat slechts bezwaar en beroep kan worden ingesteld, indien het betreft een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 1 5 van de AWR voorgeschreven verrekening, of een voor bezwaar vatbare beschikking.

4.4 Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ is artikel 26 van de AWR van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de waardebepaling en de waardevaststelling ingevolge de hoofdstukken lll en lV van de Wet WOZ. In het onderhavige geval betreft het verzoek van eiseres een vennindering van de vastgestelde waarde die ambtshalve dient te geschieden omdat de WOZ-beschikking al onherroepelijk vaststond. Tegen een dergelijk besluit staat ingevolge artikel 26, eerste lid, van de A WR in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar en beroep open. In dat geval moet worden aangenomen dat in een dergelijk geval evenmin beroep bij de belastingrechter openstaat tegen het niet tijdig nemen van dat besluit of tegen een met het nemen van dat besluit samenhangende beschikking inzake een dwangsom (vgl. Hoge Raad 20 december 2013, nr. 12/02872, ECLI:NL:HR:2013:1781). Of de situatie dat niet tijdig wordt beslist op een verzoek om de waarde ambtshalve te verminderen valt binnen de reikwijdte van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb is in dit verband niet van belang.

4.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep tegen het niet tijdig nemen van een herziene WOZ-beschikking over het jaar 2012 niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep komt de rechtbank derhalve niet toe. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verweerder ter zitting heeft toegezegd eiseres alsnog te informeren dat geen herziening zal plaatsvinden, omdat hem niet is gebleken dat de WOZwaarde ten minste 20 procent te hoog is vastgesteld, waardoor geen grond is voor ambtshalve herziening van de beschikking.

Ten aanzien van 2013

4.6 Verweerder heeft op 30 september 2013 alsnog een WOZ-beschikking over het jaar 2013 vastgesteld. Tegen deze beschikking heeft eiseres inmiddels bezwaar gemaakt. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van de beschikking mede betrekking op de alsnog genomen beschikking. De rechtbank verwijst het beroep, voor zover dit mede betrekking heeft op de alsnog genomen beschikking op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb door naar verweerder ter behandeling als bezwaar.

4.7 Nu verweerder aldus alsnog een beschikking krachtens artikel 22 van de Wet WOZ heeft genomen, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of nog procesbelang resteert bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een WOZ-beschikking over 2013. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zo omdat eiseres de rechtbank heeft verzocht de beweerdelijk door verweerder vcrbeurde dwangsom vast te stellen.

4.8 Eiseres stelt dat verweerder de termijn genoemd in artikel 22 juncto artikel 24 van de Wet WOZ, waarin een voor beroep vatbare beslissing betreffende de vaststelling van de WOZ-waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2013 kon worden genomen, heeft laten verstrijken en derhalve niet tijdig heeft beslist. Nu in de bedoelde situatie geen sprake is van een aanvraag, maar het bekendmaken van een beschikking van rechtswege, kan reeds om die reden gelet op het bepaalde in artikel 4.17, eerste lid, van de Awb het beroep van eiseres om een dwangsom op die grond niet slagen. In het midden kan blijven of verweerder tijdig een beschikking heeft vastgesteld.

4.9 Voorts stelt eiseres dat de ingebrekestelling in haar brief van 10 mei 2013 dient te worden aangemerkt als een aanvraag tot het nemen van een WOZ-beschikking als bedoeld in artikel 28 van de Wet WOZ en verweerder hierop niet tijdig heeft beslist. Nog daargelaten of deze brief kan worden aangemerkt als een aanvraag hiertoe, slaagt het beroep van eiseres niet. Ingevolge artikel 28 van de Wet WOZ kan slechts in de situatie dat de waarde van de onroerende zaak reeds ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet WOZ is vastgesteld, maar niet aan degene is toegezonden, om een beschikking worden verzocht. Nu vaststaat dat de waarde van de woning op 10 mei 2013 nog niet was vastgesteld, kon (nog) niet op grond van artikel 28 van de Wet WOZ worden verzocht om een WOZ-beschikking.

4.10 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep tegen het niet tijdig nemen van een WOZ-beschikking over het jaar 2013 ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een herziene WOZ-beschikking over het jaar 2012 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een WOZ-beschikking over het jaar 2013 ongegrond;
- verklaart het beroep tegen de alsnog genomen WOZ-beschikking over hetjaar 2013 niet-ontvankelijk;
- zendt het beroep voor zover dit mede betrekking heeft op de alsnog genomen beschikking over het jaar 2013 naar verweerder ter verdere behandeling als bezwaar.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. van Baaren, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, griffier.

De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 23 JAN. 2014
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 23 JAN. 2014

Rechtsmiddel Tegen deze uilspraak kunnen partijen binnen zes waken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de Indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep