Hoger beroep: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 januari 2016, 14/01155, ECLI:NL:GHARL:2016:89 (vernietiging)

uitspraak


RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 14/240

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 4 november 2014 in de zaak tussen

[X], te [Y], eiseres
(gemachtigde: A.L. ten Hoeve),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigde: A. Hummel).

Procesverloop

Bij beschikking van 31 januari 2013 heeft verweerder op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [Z] 42a te Groningen (de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld voor het kalenderjaar 2013 op € 113.000. Met de beschikking is in een geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiseres opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2013 (de OZB-aanslag).

Bij uitspraak op bezwaar van 8 oktober 2013 heeft verweerder het bezwaar, voor zover gericht tegen de aanslag OZB 2013, niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In geschil is of verweerder het bezwaar van eiseres tegen de aanslag OZB en de hoogte van het OZB-tarief terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

2. Eiseres voert aan dat verweerder haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe stelt zij -zakelijk weergegeven- dat de Verordening OZB, zijnde een algemeen verbindend voorschrift, aan de algemene rechtsbeginselen kan worden getoetst. Eiseres is van mening dat de Verordening onverbindend is. Daartoe voert zij aan dat met de st ij ging van het OZB-tarief in 20 13 de zogenaamde macronorm van 3% ruimschoots wordt overschreden en dat dat in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.

3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaar tegen de aanslag OZB terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Daartoe voert verweerder aan dat het OZB-tarief is vastgesteld in de Verordening OZB en dat de Verordening een algemeen verbindend voorschrift is. Op grond van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep woerden ingesteld en ook geen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit, inhoudend een algemeen verbindend voorschrift. Verweerder verwijst in dat verband naar een uitspraak van het Gerechtshof' s-Gravenhage van 8 december 2010 (ECLI:NL:GHDHA:2010:BO6931) van het Gerechtshof Leeuwarden van 23 oktober 2012 (ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1200). Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. In artikel 7:1, eerste lid, van de Awb is bepaald dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, bezwaar dient te maken. Artikel 8:2, aanhef en onderdeel a, van de Awb, bepaalt voor zover hier van belang, dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift.

5. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift gericht is tegen de Verordening OZB en het daarin opgenomen OZB-tarief 2013. Deze Verordening is een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolgde het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onderdeel a, van de Awb geen (bezwaar en) beroep kan worden ingesteld. Verweerder heeft eiseres dan ook terecht niet-ontvankelijk in haar bezwaren verklaard. Hetgeen eiseres daartegen (ter zitting) heeft ingebracht kan niet leiden tot een ander oordeel. Aan bespreking van de overige gronden van het beroep van eiseres komt de rechtbank niet meer toe.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L. Goederee rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2014.

griffier Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel 4 NOV2014 J Voor kopie conform Rechtbank Noord-Ned rl afdeling Bestuursrecht Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.