RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: UTR 14/1362
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2014 in de zaak tussen
[naam], te [plaats], eiser en
Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. M.F.M. Boerhave).
Bij besluit van 7 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om informatie van 9 september 2013 om gegevens die in het kader van de Wet waardering onroerende zaken geregistreerd zijn van een aantal met name genoemde objecten opgevat als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder heeft besloten om de gegevens waar hij over beschikt openbaar te maken en eiser daarvan kopieën te verschaffen.
Bij besluit van 6 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2014. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Ingevolge artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awir) kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:
a. Een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of
b. Een voor bezwaar vatbare beschikking.
3. Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak kan tegen een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Awir beroep worden ingesteld bij de rechtbanken Noord-Nederland, Oost-Nederland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft.
4. Ingevolge artikel 67, eerste lid, van de Awir is het eenieder verboden hetgeen hem uit of
in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of
zaken van een ander blijkt of wordt medegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk
is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige rijksbelasting als
bedoeld in de Invorderingswet 1990 (geheimhoudingsplicht).
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, geldt de geheimhoudingsplicht niet indien
a.enige wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht;
b.bij regeling van Onze Minister is bepaald dat bekendmaking noodzakelijk is voor de goede
vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan;
c.bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voor zover
deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.
Ingevolge het derde lid, kan Onze Minister in andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid
ontheffing verlenen van de geheimhoudingsplicht.
5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen in de uitspraak van 14 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM 1041) houdt artikel 67 van de Awir sinds 1 januari 2008 een bijzondere openbaarmakingsregeling in met een uitputtend karakter die prevaleert boven de Wob.
6. Het bestreden besluit moet dan ook, ook al heeft verweerder daarop de Wob van
toepassing geacht, geacht worden zijn grondslag in artikel 67 van de Awir te vinden.
Ingevolge de in artikel 26, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met de in
artikel 8, tweede lid, van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak neergelegde, van
artikel 8:1, eerste lid, van de Awb afwijkende, bijzondere competentie van de
belastingrechter, staat dan ook geen beroep open bij de bestuursrechter van de rechtbank
Midden-Nederland.
7. De rechtbank zal zich dus onbevoegd verklaren om van het door eiser ingestelde beroep kennis te nemen. Nu, gelet op het in artikel 26, eerste lid, van de Awir neergelegde gesloten stelsel evenmin beroep openstaat bij de belastingrechter, stelt de rechtbank, gelet op artikel 8:71 van de Awb, vast dat ter zaken van eisers verzoek om openbaarmaking van belastinggegevens, uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
7. voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd om van het ingestelde beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. ter Brugge, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 NOV 2014
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.