Rechtbank Amsterdam 19 juni 2013, 2033486 CV FORM 13-10444

Het instellen van twee vorderingen in losstaande zaken in een Europese 'small claims'-procedure leidt tot niet-ontvankelijkheid.

beschikking


RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Rolnummer: 2033486 CV FORM 13-10444
Datum van: 19 juni 2013
F.no.: 609

Beschikking van de kantonrechter te Amsterdam op een vordering als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de vordering (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vodreringen in de zaak van:

[naam]
gevestigd te [plaats]
eiser
hierna:[eiser]
gemachtigde: A.L. ten Hoeve

tegen

1. [naam]
wonende te [plaats],
verweerder sub 1
hierna: [verweerder1]

1. [naam]
wonende te [plaats],
verweerder sub 2
hierna: [verweerder2]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

In het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen (Verordening (EG) 861, 2007, hierna: de Verordening) heeft [eiser] door middel van een vorderingsformulier als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Verordening een vordering ingesteld.

Bij brief van 29 april 2013 heeft de kantonrechter [eiser] in de gelegenheid gesteld het verzoek te splitsen in twee los van elkaar staande procedures.

[eiser] heeft hierop bij brief van 2 mei 2013 gereageerd.

De kantonrechter heeft bij brief van 6 mei 2013 [eiser] gevraagd mede te delen'of zij haar verzoek onvorkort handhaaft.

[eiser] heeft hierop bij brief van 20 mei gereageerd.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

1. [eiser] heeft op 9 april 2013 bij de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, teams kantonzaken een vorderingsformulier in het kader van de EG-verordening nr. 861/2007 ingediend. Uit het formulier blijkt dat de vordering is terug te voeren op (i) een vordering van mw. [X] tegen [verweerder1], en (ii) een vordering van [Y] tegen [verweerder2]. Verder blijkt uit het formulier dat beide vorderingen zijn gecedeerd aan [eiser].

2. Aan [eiser] is bü brief van 29 april 2013 medegedeeld dat sprake is van twee afzonderlijk van elkaar staande procedures en dat [eiser] ten aanzien van beide vorderingen een apart verzoek dient in te dienen.

3 . Bij brief van 2 mei 2013 heeft [eiser] gesteld dat sprake is van cumulatie van vorderingen en dat zowel de rechtbank Amsterdam als andere rechtbanken hier te landen tegen cumulatie van vorderingen geen bezwaar heeft.

4. Aan [eiser] is vervolgens bij brief van 6 mei 2013 mede gedeeld dat [eiser] zich niet met succes op cumulatie van vorderingen kan beroepen omdat niet gebleken is van zodanig samenhang van zaken dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling wettigt. [eiser] is vervolgens gevraagd mede te delen of zij haar vordering onverkort handhaaft.

5. [eiser] heeft bij fax van 20 mei 2013 de kantonrechter gevraagd of hij (inmiddels) wel van mening is dat het vorderingsformulier zoals ingediend wel aan de eisen van de Verordening voldoet. [eiser] stelt verder dat van een toegevoegde belasting voor de rechtbank nauwelüks sprake zal zijn en dat een eventuele verwijzing enkel kan plaats vinden indien de eisende partij daarmee instemt.

6. Overwogen wordt als volgt. [eiser] heeft in één vorderingsformulier twee vorderingen ingesteld in twee los van elkaar staande zaken. Weliswaar hebben de eisende partijen in beide zaken ieder hun vordering gecedeerd aan [eiser], maar dit brengt niet met zich dat daarmee sprake is van enige samenhang in beide zaken, laat staan dat sprake is van zodanige samenhang tussen beide zaken dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling wettigt. [eiser] is in de gelegenheid gesteld de in het vorderingsformulier vermelde vorderingen te splitsen. [eiser] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven. Dit brengt met zich dat [eiser] niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Meegewogen is dat het niet op de weg van de rechtbank is gelegen om vorderingen te splitsen. [eiser] heeft in haar brief van 20 mei 2013 kennelijk in de veronderstelling verkeerd dat aan haar nog een laatste kans zal worden geboden. De kantonrechter zal [eiser] voor de allerlaatste keer in de gelegenheid stellen haar vorderingen middels een apart vorderingsformulieren in te dienen. In het geval de kantonrechter te Amsterdam niet de bevoegde rechtbank is, ligt het voor de hand dat [eiser] haar vordering bij de relatief bevoegde rechtbank indient.

7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:

- stelt [eiser] in de gelegenheid om binnen twee weken na heden een vordering/ vorderingen in te dienen overeenkomstig hetgeen hierboven onder rov. 6 is overwogen;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. G. Boot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.